Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een [74]Belialsman [75]graaft kwaad; en op zijn lippen is als [76]brandend vuur. 74. Zie Deut.13:13. 75. Dat is, bedenkt en legt er zich op toe dat hij zijnen naaste iets kwaads berokkent; gelijk men met moeite graaft naar enig ding, dat men uit de aarde hebben wil. 76. Te weten, van de lastering, waardoor hij met een hittigen lust den naam van zijn naaste brandmerkt, om hem ten enenmale te vernielen.